Cliëntgerichte psychotherapie
De cliëntgerichte psychotherapie situeert zich binnen het veld van de psychotherapie als een experiëntiële psychotherapie naast de andere hoofdstromingen : gedragstherapie, psychoanalytische therapie en systeemtherapie.
Kenmerkend voor de cliëntgerichte psychotherapie is het vertrouwen in het zelfhelend potentieel van de cliënt. De achterliggende gedachte is dat groeibevorderende krachten impliciet in de cliënt zelf aanwezig zijn, m.a.w. de ware (veranderings-)deskundige is de cliënt zelf. Deze zelfactualiserende tendensen kan de cliënt in psychotherapie verder ontwikkelen in relatie met de therapeut. De cliëntgerichte psychotherapie vereist vanwege de therapeut welomschreven, helpende grondhoudingen in relatie met zijn cliënt. Deze basisattitudes zijn : empathie, onvoorwaardelijke positieve gezindheid en echtheid. Ze werden voor het eerst door Carl Rogers omschreven, en zijn intussen – vaak onvolledig en als hulpmiddel – door de meeste andere therapierichtingen overgenomen. Binnen de cliëntgerichte psychotherapie vormde elk van deze kernbegrippen het voorwerp van uitgebreid onderzoek en theorievorming. Na meer dan vijftig jaar blijven ze nog steeds aan de orde als essentiële condities voor psychotherapie. Dit is de Rogeriaanse invalshoek van de cliëntgerichte psychotherapie.
De experiëntiële klemtoon van de cliëntgerichte psychotherapie stelt het belevings- of ervaringsproces centraal. De voornaamste figuur hier is Eugene Gendlin. Aangrijpingspunt voor psychotherapie is niet zozeer de symptomatiek van de cliënt maar zijn impliciet aanwezige ‘stroom van ervaren’. De cliënt wordt uitgenodigd om – in een interne dialoog – contact te maken met zijn ‘felt sense’, een globaal lichamelijk aanvoelen van een specifieke situatie of probleem. Een ‘felt sense’ is niet louter emotie, ook niet louter rationele verklaringen van de problemen : het verenigt beide aspecten in een lichamelijk gewaargeworden betekenis. Vanuit deze ‘felt sense’ kan de cliënt nieuwe symboliseringen en nieuwe betekenissen laten ontstaan. Via dit zogenaamde focusingproces kan hij meer gaan handelen overeenkomstig datgene wat hij beseft.
In de interactionele invalshoek ligt de nadruk op wat er zich tussen de therapeut en de cliënt afspeelt. De dialoog met de ander is primair. Bovendien wordt een wederkerig verband verondersteld tussen de klachten van de cliënt en zijn eigen-aardige opstelling ten opzichte van andere mensen in zijn omgeving. Psychotherapie zal zich hier vooral toespitsen op het hier-en-nu gebeuren tussen de cliënt en de therapeut.
Bron : folder ‘Opleiding Cliëntgerichte Psychotherapie’ aan de Faculteit voor Mens en Samenleving