Systeemtherapie
De systeemtherapie ontstond in het begin van de jaren vijftig in Amerika als antwoord op het tekort aan interventies die zich richtten op het individu en de invloed van zijn omgeving. De systeemtherapeutische denkers verrijkten hun concepten met ideeën uit diverse wetenschappen. De antropoloog Gregory Bateson onderzocht bijvoorbeeld communicatiepatronen van gezinnen. Het gezin wordt hierbij gezien als een systeem. Het systeem wordt gedefinieerd als een samenstelling van elementen met bepaalde kenmerken en relaties tussen deze elementen. Vanuit de cybernetica, de wetenschap over zelfregulerende systemen, werd de interactie tussen input en output overgenomen. Er wordt van uitgegaan dat systemen zichzelf in evenwicht houden door feedback vanuit de omgeving. Systemen ontwikkelen als gevolg van positieve feedback en de groei wordt geremd door negatieve feedback. De feedback kent geen begin en geen eindpunt, het is een circulair proces.
Het denken binnen de systeemtheorie is niet statisch maar dynamisch. Er wordt van uit gegaan dat dingen kunnen veranderen. Het procesmatige wordt in beschouwing genomen en het hangt van iedere unieke situatie af welke factoren het meest belangrijk zijn. De interactie tussen persoon en omgeving is het belangrijkste uitgangspunt. De systeemtheoretische visie is in die zin een holistische visie, het betrekt de omgeving van een persoon bij de analyse van gedrag. Vandaar dat de systeemtheorie vandaag ook vaak gebruikt wordt als denkkader bij hulp aan groepen en teams.
Concreet richt de systeemtherapie zich op het geven van nieuwe betekenissen aan de gebeurtenissen. Niet het probleem wordt centraal gesteld, wel de mens en al zijn verbindingen. Via het systeemdenken wordt getracht om de hulpvraag in verband te brengen met dagelijkse interacties en dieperliggende oorzaken. Deze laatsten zijn vaak onzichtbaar maar beïnvloeden wel alle delen van een systeem. Systeemtherapie staat daarom ook bekend als relatie- en gezinstherapie. Het koppel of het gezin is daarbij het systeem waarvan een persoon lid is door biologische, wettelijke, affectieve, geografische of historische banden. In de therapie kunnen de leden zich bewust worden van onderlinge reacties op elkaar en begrijpen welke invloed zij op anderen hebben.
De belangrijkste doelstelling is uiteraard het doen verminderen of verdwijnen van de klachten of problemen. Dit wordt bereikt doordat de mensen zich anders gaan gedragen ten opzichte van elkaar, anders met elkaar omgaan, anders op elkaar reageren en/of doordat men een andere visie krijgt op de problemen, op zichzelf en op de relaties met anderen.